VIPNL-dag in het veld

Bij de VIPNL dag op 27 juni op vergaderlocatie en melkveebedrijf Weidevol te Zwartsluis (Overijssel) ontmoetten opdrachtgevers, onderzoekers, thematrekkers, proeftuintrekkers en andere ondersteuners van het VIPNL-programma elkaar.

We namen de verschillende rollen van deelnemers onder de loep: Wat doe jij eigenlijk binnen VIPNL?, was de vraag die deelnemers elkaar én zichzelf stelden. Sprekers Roel van Gerwen en Bas Breman verhelderden en reflecteerden. Tim Selders liet verschillende fasen van innovatie zien en samen met de groep linkte hij deze aan de lopende VIPNL-pilots en plannen.

In het middagprogramma namen gastvrouw Leanne Spans (melkveebedrijf Weidevol) en Gideon Kok (Natuurmonumenten) ons mee het veld in. Met uitzicht op de weilanden vertelden zij over hun samenwerking en – geheel in het veenweidethema – het project ‘Valuta voor Veen’. Als rode draad van de dag gold het principe van ‘dynamisch programmeren’: hoe we binnen VIPNL gaandeweg leren en weer bijstellen. En, gaf Bas Breman nog mee, “we mogen best vrede hebben met wat we nu nog niet weten!” Dat we namelijk al een eind op weg zijn, mocht zeker blijken deze dag!

Greppelinfiltratie, (hoe) werkt het?

Er is al best wat onderzoek uitgevoerd naar greppelinfiltratie en er worden landelijk her en der proeven mee gedaan, vertelt Marian Bankras, thematrekker Greppelinfiltratie binnen VIPNL. “Het is nu tijd om die kennis en ervaring allemaal te bundelen en goed te onderzoeken wat waar werkt. Dus daar gaan we vanuit VIPNL nu hard mee aan de slag.”

“In eerder onderzoek is geconcludeerd dat een waterstand van 20 tot 40 centimeter onder maaiveld de minste CO2-uitstoot geeft en zorgt voor minder bodemdaling”, vertelt Bankras. “En van alle manieren om dat te bereiken, lijkt greppelinfiltratie de eenvoudigste ingreep te zijn. Bij greppelinfiltratie gebruik je de greppels niet zozeer om het water af te voeren waarvoor bestaande greppels voor bedoeld waren, maar juist om water vast te houden. Overigens fungeren ze bij veel regen uiteraard ook weer gewoon als afwatering.”

Geschikte proeflocaties

Half maart organiseerde VIPNL een bijeenkomst over dit onderwerp in Amersfoort. Bankras: “We hadden toen  een groep van deskundigen op gebied van veen, hydrologie en eerdere proeven bij elkaar. Zo konden we informatie uitwisselen en inventariseren wat er al gebeurt en wat geschikte pilotlocaties zijn voor het opschalen van greppelinfiltratie voor deze pilot. We weten al wel het een en ander. De volgende stap is om te onderzoeken of greppelinfiltratie kan worden ingezet op grotere schaal en welke gebieden hier qua gebruik geschikt voor zijn.”

Om tot een verdere uitrol van greppelinfiltratie te komen, zijn er vijf doelvragen gesteld:

  1. Is het effectief en haalbaar?
  2. Welke greppelafstanden, -diepten en -typen passen het beste bij welke omstandigheden?
  3. Hoe past het in het agrarisch bedrijfssysteem?
  4. Hoe voorkom je degradatie van het grasbestand en stimuleer je kruidenrijkheid?
  5. Welk effect heeft het op broeikasgasemissies, waterkwaliteit en biodiversiteit?
  6. En namens STOWA: Wat zijn de gevolgen voor de watervraag, -beschikbaarheid, -overlast en -kwaliteit?

Landelijke dekking

Met een groepje bezochten ze dit voorjaar acht locaties waar al proeven worden gedaan. Bankras: “Er bleek een heel aardige landelijke dekking te zijn en een goede diversiteit van het  diverse landgebruik. Maar er bleken ook veel verschillen: zo lagen in Friesland in de graslanden brede greppels en in Noord-Holland juist smalle, op een wei met koeien.”

Na de zomervakantie wordt duidelijk welke locaties geschikt zijn voor de pilot. In samenwerking met Idse Hoving van de WUR, die als onderzoeksleider is aangesteld, worden op deze locaties peilbuizen geplaatst tussen de greppels op bepaalde afstanden. Hiermee wordt wekelijks de grondwaterstand uitgelezen en fysiek gemonitord of er veranderingen optreden in ruigte en kruidenrijkheid op het maaiveld. Bankras: “Ook gaat het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden (NOBV) op een locatie metingen doen naar de uitstoot van CO2, lachgas en methaan. Zo krijgen we een goed beeld van wat wel en niet werkt onder diverse omstandigheden.”

Het is de bedoeling dat de monitoring van de waterstanden en de emissies heel 2024 en 2025 plaatsvindt.

Meer weten? Kijk op https://vip-nl.nl/portfolio-item/greppelinfiltratie/

Helpt aanzuren veenweidebodem de veenmosgroei?

Boeren op hoog water: een verhaal van wetenschap en praktijk

Veenweidegebied en hoger grondwaterpeil: ze gaan vaak samen in één zin. Dan wil je weten wat zo’n hoger waterpeil precies oplevert voor bodemdaling. Maar net zo belangrijk: wat het betekent voor de boerenpraktijk. VIPNL zoekt het op de hoogwaterboerderij in Zegveld uit.

Veenoxidatie leidt tot bodemdaling en CO2-emissies. Het is ook in het belang van boeren om daar iets aan te doen, aldus Wim Honkoop. “We kunnen de veengronden niet eeuwig blijven droogpompen als we ze willen behouden voor de landbouw. Onze vraag is: hoe komen we tot een landbouwsysteem met melkvee en zo min mogelijk broeikasgassen? Een hoger grondwaterpeil is eigenlijk de enige maatregel waarvan we nu weten dat het echt werkt.”

Wim Honkoop is betrokken bij de hoogwaterboerderij namens proefboerderij KTC Zegveld. Hier wordt al bijna drie jaar lang onderzoek gedaan naar boeren bij hoog water. Honkoop heeft een belangrijke rol: hij is de brug tussen praktijk en onderzoekers. Nieuwe bedrijfsmodellen moeten immers niet alleen bodemdaling verminderen. Ze moeten ook werkbaar zijn voor de boer.

20 centimeter onder maaiveld

Een hoger waterpeil dus. Maar hoe hoog is hoger? Hier speelt de balans tussen drie broeikasgassen. CO2 komt vrij uit droge veengrond (zuurstofrijk). Methaan komt met name vrij uit natte veengrond (zuurstofarm). Lachgas ontstaat vooral op bemeste gronden met sterk wisselende omstandigheden (o.a. waterpeil). De hoogwaterboerderij werkt daarom met een grondwaterpeil van 20 centimeter onder maaiveld. Dit is het niveau waarin we, tijdens de opzet van het onderzoek, de laagste totale broeikasgasemissies verwachtten. “Of dat inderdaad het beste is voor bodemdaling  en uitstoot, weten we nog niet precies. Dat onderzoeken we ook, in samenwerking met het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden (NOBV).”

Van diergezondheid tot gewaskwaliteit

Het verzamelen van dit soort wetenschappelijke kennis is een heel belangrijk deel van het onderzoek. Maar net zo belangrijk: wat betekent boeren op hoog water in de praktijk? Verandert de diergezondheid? Maakt het verschil of je Holstein-koeien of Jerseys houdt? Verandert de lengte van het weideseizoen? Is er een verschil in gewasopbrengst of -kwaliteit? En wat betekent het voor biodiversiteit? Het wordt allemaal in kaart gebracht.

Zo lang mogelijk meten

Hoewel het onderzoek al bijna drie jaar loopt, is het voor conclusies nog te vroeg. Daarom gaat het onderzoek onder de vlag van VIPNL door. De proefopzet verandert niet. Honkoop: “We willen heel graag verschillen tussen jaren zien. De eerste jaren waren bijvoorbeeld droog. Het voorjaar van 2023 was voor het eerst heel nat. Dat heeft gevolgen: voor het moment dat de koeien naar buiten gaan, dat was dit jaar een week later. En ook voor de gewaskwaliteit in de weidepercelen, die wat minder was.”

Wat Honkoop wel durft te stellen: “Boeren met hoog water kán. Maar daar zitten wel kosten aan: alleen al omdat je een ander watersysteem nodig hebt, wat beheer en onderhoud vraagt. Of dit ooit beleid wordt, is een politieke en maatschappelijke vraag. Wij willen zorgen voor de feiten: zo goed mogelijk in kaart brengen wat het betekent voor de broeikasgassen en de economie van een bedrijf.”

Lees meer over het VIPNL-thema Boeren op hoog water

Kan paludicultuur de substraatsector helpen?

De substraatsector in Nederland gaat de milieu-impact van substraten verlagen. Dit is ook de basisafspraak in het convenant dat met verschillende partijen in afgesloten. Het gevolg hiervan is dat er meer hernieuwbare grondstoffen toegepast moeten gaan worden. Deze hernieuwbare grondstoffen zijn de komende jaren in grote hoeveelheden nodig, waarbij een acceptabele kwaliteit een vereiste is. Deze week sprak Marco Zevenhoven van RHP knowledge center for substrates tijdens het webinar Veenmos van VIPNL over de substraatsector en de uitdaging waar deze sector voor staat. Hij gaf uitleg over de behoefte aan grondstoffen, zowel kwalitatief als kwantitatief en de processen die nodig zijn om grondstoffen geschikt te maken.

In dit webinar was er aandacht voor de teelt van veenmos die in diverse projecten in Nederland wordt beproefd. Diverse projecten worden stap voor stap opgeschaald om de haalbaarheid duidelijk te krijgen. Het telen van gewassen die als grondstof kunnen dienen voor de bouw of bijvoorbeeld substraatproductie wordt ook wel paludicultuur genoemd. Paludicultuur is nog een vrij nieuw begrip in de landbouw. Dit betreft de teelt van bijvoorbeeld veenmos, lisdodde, riet en wilgen in gebieden met een hoge grondwaterstand of waar deze verhoogd gaat worden, zoals het veenweidegebied.

Paludicultuur kan een deeloplossing worden in de zoektocht naar #hernieuwbare #grondstoffen. Er is nog een lange weg te gaan. Maar het is zeker goed dat de vraag enerzijds en initiatieven anderzijds dichter bij elkaar komen.

#QualityOfGrowingMediaMatters #hernieuwbare #grondstoffen #convenant

#paludicultuur #paludi #culture #lisdodde #riet #wilgen #veenmos

#spaghnum #natteteelten #VIPNL #circulair

 

 

RHP knowledge center for substrates: Posts | LinkedIn

 

 

Water Land en Dijken opent Loket Veenweideboeren Noord-Holland

Vanaf vandaag kunnen boeren in het veenweidegebied van Noord-Holland cofinanciering ontvangen voor het nemen van klimaatmaatregelen op agrarische grond. Hiervoor is het Loket Veenweideboeren Noord-Holland opgericht. Het loket adviseert boeren over het nemen van klimaatmaatregelen met advies passend bij hun situatie. Het loket voorziet ook in subsidie en ondersteunt bij de uitvoering.

 

Persoonlijk advies en begeleiding

De persoonlijke aanpak staat hierbij centraal; elke ondernemer en elk bedrijf is namelijk anders. Tijdens een vrijblijvend gesprek aan de keukentafel kijkt het loket samen met de ondernemer naar de wensen, mogelijkheden en situatie op het bedrijf. Een bodemcoach komt vervolgens langs om profielkuilen te graven en de opbouw en structuur van de bodem inzichtelijk te krijgen, om goed te kunnen oordelen of de klimaatmaatregel daar zinvol is.

 

Klimaatmaatregelen

Er zijn verschillende klimaatmaatregelen mogelijk. Sommige maatregelen hebben nauwelijks gevolgen voor de agrarische bedrijfsvoering. Dit is bijvoorbeeld het geval bij klei in veen, waarbij klei op het perceel wordt uitgereden. Andere maatregelen vragen een heel ander bedrijfsmodel, zoals de omschakeling naar een natte teelt. Het loket heeft de laatste wetenschappelijke inzichten paraat en kan goed adviseren over de kansen, kosten en gevolgen. De subsidie voor het nemen van maatregelen bedraagt 85%, er geldt een eigen bijdrage voor de ondernemer van 15% voor de inrichtingskosten.

 

Het loket is bereikbaar via loketveenweideboeren.nl, daar staat meer informatie over de maatregelen en kunnen contactgegevens worden achtergelaten waarna een persoonlijk gesprek volgt. Projectleider van het loket is Martine Bijman.

 

Het loket is een initiatief van vereniging agrarisch natuur- en landschapsbeheer Water, Land & Dijken en wordt gefinancierd door de provincie Noord-Holland.

 

 

Met zoute klei niet over één nacht ijs

Drie onverwachte gewassen om in de gaten te houden