Dit is het nieuwe gezicht in jouw regio

VIPNL test innovaties in verschillende proeftuinen of regio’s. Elke proeftuin heeft een proeftuintrekker, die vragen oppakt en de juiste mensen verbindt. We stellen graag de nieuwe proeftuintrekkers van Overijssel, Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland aan je voor.

Suzanne Harink (links op de foto) – bestuurssecretaris & senior projectmanager Stimuland, samen met Lotte Kist (rechts) proeftuintrekker Overijssel

 

“Huh? Is er ook veenweide in Overijssel dan? Die vraag horen we vaak. Ja, er is zeker veenweide in Overijssel, en die zorgt ook voor genoeg uitdagingen in onze regio. Het is aan ons om Overijssel landelijk meer op de kaart te zetten. Maar ook in Overijssel zelf mag het veenweidevraagstuk nog beter op de agenda. Er is veel aandacht voor de droogteproblematiek van de zandgronden maar hé, let op: veenweide hebben we ook nog!

Daarbij vind ik het vooral belangrijk dat boeren zich gehoord voelen. Mijn collega Lotte en ik willen in het gebied veel ons gezicht laten zien. Alleen je telefoonnummer op de website zetten is niet genoeg. Ik wil benaderbaar zijn en mensen enthousiasmeren. De crux: weten wanneer het voor boeren interessant wordt. Veel agrariërs zijn erg verknocht aan hun gebied, maar het is niet alleen liefhebberij: ze hebben een bedrijf te runnen. Ik vind het belangrijk dat je transparant naar elkaar bent en begrip voor elkaar hebt. Als proeftuintrekker moet ik weten: wanneer werkt het voor jullie boeren wel en wanneer niet? Dan kan ik ook eerlijk zijn wat ik vanuit mijn rol kan betekenen.”

 

Martine Bijman – senior projectleider bij Water, Land & Dijken, proeftuintrekker Noord-Holland

“De veenweidegebieden van Noord-Holland zijn ingesloten door steden. Er komen veel fietsers voorbij die van alles in de media horen. Het is heel mooi als je dan als boer kunt zeggen: ik heb een waterinfiltratiesysteem en draag zo bij aan het klimaat. Boeren zien echt wel dat ze een slag moeten maken. Ze zijn geworteld op de plek waar hun familie soms al generaties woont. En daar willen ze blijven. Als boer, want dat is wat ze het liefste doen.

Met het Loket Veenweideboeren ontzorgen we boeren daarbij. Wij kijken: welke maatregelen kun je nemen, wat betekenen die voor de bedrijfsvoering en wat past bij jou? Daarna helpen we ook bij de vergunningaanvraag en de financiering. Vanuit dit loket kan ik mijn rol als proeftuintrekker ook goed oppakken. Is er een locatie voor greppelinfiltratie nodig? Die heb ik! En andersom zien wij dingen die niet goed werken in de praktijk. Bijvoorbeeld: is er een mogelijkheid te onderzoeken hoe we klei meer puinvrij kunnen maken? Binnen VIPNL kunnen we al die ervaringen delen. Zo hoeft niemand opnieuw het wiel uit te vinden.”

Foto Martine: Bert Hartman, FIeR door Hartman

 

Matthijs Boeschoten – programmaleider innovatie bij Wij.land, proeftuintrekker Utrecht

“Als kennismakelaar heeft Wij.land een belangrijke brugfunctie tussen kennis en praktijk. Hoe inspireer je boeren en vertaal je resultaten uit onderzoek naar het boerenerf? Maar de brugfunctie werkt ook andersom: want wij zien heel veel boeren met allerlei goede ideeën. Dan zetten we een pilot op en gaan we het gewoon doen. Vanuit onze ervaring aan de keukentafel denk ik dat wij ook weer nieuwe projecten voor VIPNL kunnen aandragen. Zo hebben we nu een boer die een voedselmoeras heeft aangelegd: hartstikke interessant, maar daar kan ook nog wel wat aan onderzocht en gerekend worden. VIPNL en Wij.land vullen elkaar daar mooi aan.

Ik vind innoveren met boeren hartstikke leuk. Dit zijn echte voorlopers: er is veel inventiviteit, een goede, positieve energie en het zijn gewoon leuke types. Ik ben heel benieuwd welke maatregelen de komende jaren binnen VIPNL praktijkrijp komen. Het is belangrijk dat maatregelen niet te veel risico hebben, duurzaam zijn – dus lang worden erkend – en passen in de boerenpraktijk. Als dat lukt, dan is er onder boeren zeker bereidheid om aan de slag te gaan.”

 

Wim Honkoop – adviseur en projectleider PPP Agro Advies, proeftuintrekker Zuid-Holland

“Innovatie in de landbouw is voor velen een vies woord geworden, mede dankzij de emissiearme stallen. Beloofde resultaten worden vaak niet gehaald. Waarom? Omdat de emissiereductie is vastgesteld in een onderzoekscontext. Reductie is echt mogelijk, maar dan moet je het systeem ook goed bijhouden in de praktijk. Ik snap dat mensen kritisch zijn, maar boeren krijgen de schuld als de beloofde resultaten niet gehaald worden, dat is te kort door de bocht. Niemand heeft nagedacht over vragen als: wie gaat het onderhoud doen en betalen? En hoe borgen we dat boeren er juist mee werken?

Beleidsmakers maken zich heel weinig zorgen over die praktijk merk ik, die missen een belangrijk stukje praktijkkennis. Ondertussen zetten ze wel de beloofde reductie in de boeken als resultaat. Hoe gaan we ervoor zorgen dat we met bijvoorbeeld waterinfiltratiesystemen wél de beloofde resultaten gaan halen? Door te kijken of we het simpeler kunnen maken. Onderhoud en beheer beter kunnen borgen. En goed beleid daarop kunnen adviseren. Daar wil ik als proeftuintrekker mee aan de slag. Ik hou van de boeren en ik hou van de natuur. Ik vind het vreselijk dat die zo’n tegenstelling zijn geworden. Dat is wat me drijft.”

Neem hier contact op met een proeftuintrekker in jouw regio.

Proeftuintrekker Riek van der Harst met pensioen

Riek van der Harst, VIPNL-proeftuintrekker Overijssel, gaat met pensioen. Een verbinder in hart en nieren die we zeker zullen missen. We blikken nog even met haar terug.

Wat heb je geleerd van twee jaar VIPNL-proeftuin?

“Wat mij in het begin opviel: dat bijna niemand iets wist over de veenweidegebieden van Overijssel. De veenweidewereld was erg op het westen georiënteerd. Voor mij was het ook allemaal nieuw. Ik heb veel over veenweide geleerd. Wat dan vooral blijft hangen: we weten heel veel, en we weten ook niks. De verschillen tussen plekken zijn heel groot: wat op de ene plek werkt, hoeft op de andere niet te werken. Vorig jaar heeft de provincie Overijssel een uitgebreide en gedegen analyse uitgevoerd. Tegen de eerste groep boeren die aan de slag wilde, konden we zeggen: overlagen, dat heeft hier geen zin, want er ligt al een laagje klei over het veen. Je moet dus, los van de theorie, elke keer in de praktijk blijven kijken wat zinvol en passend is.”

Wat vond je het leukste aan je rol als proeftuintrekker?

“Toen we begonnen was het voor ons proeftuintrekkers echt zoeken naar onze rol. Daar heb ik heel erg van genoten. Uiteindelijk zijn we vooral bezig om partijen bij elkaar te brengen. Ik ben een verbinder, dus dat vond ik hartstikke leuk om te doen. Het was ook best een uitdaging, want mensen wisselen veel van plek. Het zit allemaal in m’n hoofd, een heel netwerk. Gelukkig ben ik samen opgetrokken met mijn collega Lotte, zodat niet alle kennis meteen weg is. En mijn opvolger mag me altijd bellen. Tegelijk zal zij weer een eigen netwerk opbouwen. Veel was afgelopen jaren opgehangen aan het PPLG (het Provinciaal Programma Landelijk Gebied, dat is komen te vervallen), dat wordt nu weer een nieuwe zoektocht.”

Wat ga je missen?

“Ik was vaak helemaal niet bij de inhoud betrokken, maar legde de lijntjes waardoor uiteindelijk een proefveld kon worden aangelegd. Ik zie het als een rugzakje, en daaruit komen allerlei dingen naar boven die anderen verder kunnen helpen. Dat vind ik heel erg leuk.”

 

Riek geeft het stokje over aan Suzanne Harink. Neem hier contact op met de proeftuintrekker uit jouw regio.

Van meten naar begrijpen naar voorspellen: samen brengen VIPNL en NOBV de klimaatwinst van maatregelen in kaart

Welke maatregel kan ik als beleidsmaker op locatie A stimuleren voor de meeste klimaatwinst? Gaan we met deze maatregelen de klimaatafspraken voor het veenweidegebied halen? Complexe vragen die nog niet goed te beantwoorden zijn. Nóg niet. VIPNL en het NOBV trekken al jaren samen op en gaan dat steeds intensiever doen. Ze combineren innovatie aan praktische maatregelen met wetenschappelijk en toegepast onderzoek naar broeikasgassen. Het doel: steeds beter begrijpen hoe broeikasgassen ontstaan. Daardoor kunnen ze ook steeds beter de emissies onder bepaalde omstandigheden voorspellen.

In het Klimaatakkoord (2019) is afgesproken dat veenweidegebieden jaarlijks vanaf 2030 1 Mton minder CO2-equivalenten uitstoten. Daarvoor zijn een aantal vragen relevant. Welke maatregelen helpen die uitstoot te verlagen? En hoe hoog is de uitstoot nu?

Het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden (NOBV) en VIPNL willen samen een antwoord vinden op deze vragen. VIPNL kijkt daarbij vooral naar de praktische kant van maatregelen: hoe krijgen we ze werkend in het veld, kunnen grondgebruikers ermee uit de voeten en kan het economisch uit? Maar ook: zijn er bijeffecten voor biodiversiteit en waterkwaliteit en hoeveel water vraagt een maatregel? Hoe is de maatschappelijke acceptatie?

Het NOBV (opgericht in 2019) doet wetenschappelijk onderzoek naar het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen. Specialistisch werk. Pas met een gedegen onderbouwing kunnen beleidsmakers de resultaten gebruiken bij de keuzes die ze maken: op welke manier kunnen we de uitstoot in veenweiden terug gaan dringen? Daarnaast vormen deze cijfers een belangrijke onderbouwing of afgesproken doelen gehaald worden.

Het moet wel werken in de praktijk

Sinds de start van VIPNL in 2022 denken beide partijen samen na over het inrichten van VIPNL-onderzoek. Dat is niet voor niets, want het blijkt schipperen tussen de klimaatopgave (broeikasgassen) en de praktijk, legt Roel van Gerwen, programmacoördinator van VIPNL, uit. “Als VIPNL zijn we met name aan het innoveren. Net zo lang proberen tot we denken: zo werkt het optimaal in de praktijk, voor verschillende factoren. Optimaal is dan niet per se optimaal voor broeikasgasuitstoot.”

Pui Mee Chan, programmamanager NOBV, vult aan. “Wij kijken met een wetenschappelijke bril juist wél wat het beste is tegen die broeikasgasuitstoot. We zeggen dan bijvoorbeeld: we denken dat voor emissiereductie de greppels bij greppelinfiltratie dichter bij elkaar zouden moeten liggen. En dan zegt Roel: er is geen boer die zo wil werken.”

Van Gerwen: “En als een gebruiker er niet mee uit de voeten kan, dan heb je er niets aan.”

Wat gebeurt er? En waaróm gebeurt het?

Uiteindelijk is het terugdringen van die broeikasgasuitstoot (CO2, maar ook methaan en lachgas) natuurlijk wel het doel. Het ontrafelen van de waaromvraag speelt daarom een essentiële rol. Wat gebeurt er in de bodem, waardoor op de ene plek meer of minder van een broeikasgas vrijkomt?

Door te begrijpen wat er gebeurt, kun je uiteindelijk ook uitspraken doen over plekken waar je niet gemeten hebt. Pui Mee Chan: “We kunnen niet overal meten: er is 200 duizend hectare veenweidegebied. Daarom heeft het NOBV een model ontwikkeld, SOMERS*, om op basis van metingen en rekenregels te berekenen wat de verwachte uitstoot in een bepaald gebied is. We kijken in onze onderzoeken welk effect vernatting heeft op de processen in de bodem. Daarom meten we niet alleen de uitstoot van broeikasgassen, maar ook parameters als temperatuur en pH. Zo proberen we verbanden te leggen.”

Een NOBV-meetlocatie in Vlist. Bron foto: NOBV.

Meer meten voor meer betrouwbaarheid

Daarbij geldt: hoe meer meetpunten, hoe kleiner de onzekerheid van SOMERS. En precies dat gaan het NOBV en VIPNL samen doen: meer meten, bij meer verschillende maatregelen. Daarvoor hebben ze in ieder geval tot en met 2027 de tijd. Ondertussen denken Chan en Van Gerwen ook alvast na over een vervolg. Zodat, als beide programma’s stoppen, de opgedane kennis behouden blijft en verder ontwikkeld wordt. En beleidsmakers straks wetenschappelijk onderbouwd kunnen zeggen: op deze locatie hebben deze maatregelen het meeste effect.

*Subsurface Organic Matter Emission Registration System

Afbeeldingen: NOBV

Webinar: Natte teelten in het veenweidegebied, kansen en uitdagingen

Op 10 maart organiseert VIPNL  een webinar over kansen en uitdagingen van natte teelten in het veenweidegebied. 

Water- en bodemcondities

De ontwikkeling van natte teelten is volop gaande. In dit tweede webinar over natte teelten zoomen we in op welke teelten waar het meest tot zijn recht komen. Welke water- en bodemcondities zijn belangrijk voor een goede oogst?

Verdiensten (in brede zin)

Naast productie van grondstoffen kunnen natte teelten ook andere diensten leveren. Wat zijn die diensten, en in welke mate kunnen die diensten worden geleverd? Is er met productie van grondstoffen een aantrekkelijk verdienmodel mogelijk en wat kunnen andere aanvullende diensten daarin betekenen? En als natte teelten ingezet worden in gebiedsopgaven, hoe werkt dat ruimtelijk uit? En wat zijn dan de verdiensten van natte teelten in de ruime zin van het woord?

Programma

  • VIPNL programmacoördinator Roel van Gerwen gaat in gesprek met Arnoud de Vries (thematrekker VIPNL natte teelten) over de stand van zaken van onderzoek naar natte teelten;
  • Onderzoekers Christian Fritz en Jeroen Geurts laten zien wat de optimale bodem- en watercondities zijn voor diverse natte teelten;
  • Gertjan van Duinen laat zien wat natte teelten kunnen betekenen voor biodiversiteit, en wat de waarde daarvan is;
  • Opbrengsten van ecosysteemdiensten door natte teelten op het gebied van waterzuivering, waterkwantiteit en broeikasgasreductie worden inzichtelijk gemaakt, en met de ontwikkelde rekentool voor natte teelten worden saldo-effecten in beeld gebracht;
  • Een casus naar de ruimtelijke inpassing van natte teelten geeft inzicht in de bijdrage aan gebiedsopgaven.

Uiteraard is er volop de ruimte om vragen te stellen.

Praktische info

  • Wanneer? Maandag 10 maart, 13:00 – 14:30 uur
  • Waar? Het webinar vindt plaats online via Teams.
  • Aanmelden kan tot uiterlijk 4 maart via het aanmeldformulier. Na aanmelding krijgt u per e-mail de link toegestuurd waarmee u kunt deelnemen.

Graag tot ziens op 10 maart!

Video: veenmosteelt

Veenmos kan een alternatief gewas zijn voor veenweidegebieden. Het legt heel veel CO2 vast, gaat bodemdaling tegen, en kan alternatief zijn voor de potgrondindustrie. VIPNL doet onderzoek naar veenmos als duurzame vorm van landgebruik in veenweidegebieden.

We varen mee met Willem Stuulen (thematrekker Veenmosteelt) en boswachter Bas Rijs. We zien hoe het veenmos in de VIPNL-proef afgelopen jaar gegroeid is. En varen een stukje toekomst tegemoet: zó ziet veenmos eruit als het tientallen jaren zijn gang kan gaan.

Terugblik Nationaal Congres Bodemdaling

Op 21 november waren VIPNL en het NOBV* gezamenlijk vertegenwoordigd op het Nationaal Congres Bodemdaling met een kraam met informatie en een gemeenschappelijk georganiseerde inhoudelijke sessie. Tijdens de sessie gaven we een update over het onderzoek naar natte teelten, klei in veen en boeren op hoog water. Er was veel belangstelling en we hebben interessante contacten gelegd.

Netwerkevenement

Het Nationaal Congres Bodemdaling is een belangrijk netwerkevenement voor bestuurders, ambtenaren en onderzoekers. Dat biedt altijd kansen voor nuttige samenwerkingen. Zo ontmoetten we onderzoekers van Living on Soft Soils, een NWA-onderzoeksprogramma dat baat kan hebben bij de praktijkkennis die wij opdoen.

Kansen voor agrarisch onderwijs

Het agrarisch onderwijs is op dit moment niet gericht op boeren specifiek op veen. De opleidingen beginnen hier wel meer over na te denken. VIPNL zou hierbij mogelijk een rol kunnen spelen, omdat onze proeflocaties zich goed lenen voor praktijkonderwijs.

Praktijk en wetenschap lopen soms uit elkaar

Sommige maatregelen tegen bodemdaling en broeikasgasemissies staan al goed in de belangstelling. Een voorbeeld is klei in veen. Boeren willen al graag met deze maatregel aan de gang. Dat levert een spanningsveld op, omdat nog onvoldoende duidelijk is of en onder welke omstandigheden de maatregel werkt. Dit vraagt om het managen van verwachtingen. We hebben hierover van gedachten gewisseld met beleidsmakers.

* Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden

Aan de slag met knellende regelgeving

Bij de implementatie van maatregelen tegen bodemdaling zit wet- en regelgeving nog erg vaak in de weg. Hoog tijd om daar intern eens over door te praten. Dat deden we op 8 november met de VIPNL-thematrekkers.

Vanaf 2030 stoten Nederlandse veenweidegebieden 1 Mton minder CO2-equivalenten uit. Dat is de afspraak. Allerlei overheden spelen daar nu al op in. Zo liet de provincie Noord-Holland het Loket Veenweideboeren openen. Via dit loket kunnen boeren subsidie aanvragen voor maatregelen. 85% van de kosten wordt vergoed met de gedachte: dan zijn we maar vast begonnen.

Uit deze praktijkproef blijkt ook dat wet- en regelgeving niet helemaal goed aansluit en soms zelfs belemmerend werkt. Zo moet een boer een MER-procedure doorlopen als hij meer dan 100 hectare drukdrains aan wil leggen. Gemeenten hebben via omgevingsvergunningen een instrument om uitrol van maatregelen te bemoeilijken, omgevingsdiensten kunnen vanuit milieuregelgeving weer andere drempels opwerpen.

Voor greppelinfiltratie hebben we beperkende wet- en regelgeving in aanzet alvast benoemd in de themasheet. Een voorbeeld van zulke regelgeving bij greppelinfiltratie is dat een boer een watervoerende greppel niet mag meetellen in zijn mestboekhouding.

Voordat maatregelen grootschalig worden uitgerold is het belangrijk dat er oplossingen zijn voor knellende regelgeving. Kennis daarover gaan we in 2025 in het programma VIPNL verzamelen en publiceren in de themasheets.

Save the date: Klei in Veen, Overlagen en Profielkeren

24 SEPTEMBER: SAVE THE DATE!

Op verschillende plaatsen in het Friese Veenweidegebied wordt – via proeven en demovelden – onderzoek gedaan naar de reductie van broeikasgassen uit veen.
Op dinsdagmiddag 24 september laten we op drie plekken in het Veenweidegebied in Friesland de stand van zaken zien van drie verschillende projecten die uitgevoerd worden
door VIPNL en het Veenweideprogramma Friesland:

– Klei in Veen (Delfstrahuizen)
Klei (her)gebruiken in veenweidebodems lijkt een veelbelovend concept bij de zoektocht naar het verminderen van de CO2-reductie.
De klei-inspoeling heeft de potentie de veenafbraak te reduceren.

– Profielkeren (Scherpenzeel, Groote Veenpolder)
Om veenoxidatie te verminderen wordt veelal uitgegaan van sloot- en grondwaterpeilverhoging als maatregel.
In het noordelijk veenweidegebied is dit (hydrologisch) niet altijd haalbaar; daarom wordt ook gezocht naar andere typen maatregelen.
Profielkeren is er daar een van. Bij bodems met een dunne veenlaag op zandgrond wordt zand onder het veen naar boven gehaald en wordt het veen zo veel mogelijk onder de grondwaterspiegel gebracht.

– Overlagen (Groote Veenpolder)
Overlagen is het opbrengen van grond om veenoxidatie te remmen en daarmee CO2-emissie en bodemdaling te voorkomen.

Hieronder bijgevoegd de save the date voor deze demonstraties. Op dinsdagmiddag 24 september laten wij in het veld zien wat we hebben gedaan in deze drie projecten.

Save the date demonstraties: klei in veen, overlagen en profielkeren