In de pijplijn: veen aan zee – verbrakking als kans?
Boeren onder natte omstandigheden, dat is al even wennen. En daarbij speelt ook nog eens de verbrakking van West- en Noord-Nederland. Nieuwe vragen, nieuwe inzichten, nieuwe kansen: de wereld staat niet stil. Daarom schrijft VIPNL regelmatig onderzoeksvoorstellen. Dit keer vragen we ons af: is verzilting vooral een probleem, of misschien ook wel een kans? We horen graag uw ideeën.
De bodem daalt, de zeespiegel stijgt. Dat leidt tot verzilting. Voor akkerbouwers en bollentelers een groot probleem. En niet alleen direct achter de duinen: verzilting trekt inmiddels tientallen kilometers landinwaarts. Waterschappen gebruiken nu heel veel zoet water om polders door te spoelen, water dat steeds schaarser wordt.
Tot op heden komen de graslanden van de veenweidegebieden redelijk ongeschonden uit de strijd. En: uit onderzoek blijkt dat verbrakking leidt tot een reductie van CO2– en methaanuitstoot. Hoe zit dat?
Met dank aan de micro-organismen
Droogleggen van veen leidt tot veenafbraak door zuurstof: er komt CO2 vrij. Maar ook onder natte omstandigheden breekt organisch materiaal af, door micro-organismen: dat leidt tot uitstoot van methaan. Methaan is een veel sterker broeikasgas dan CO2. Vernatten leidt dus niet per definitie tot minder broeikasgasuitstoot.
Maar wat als dat water brak is? De hypothese: zout water verandert de werking van micro-organismen, waardoor zij minder veen afbreken. Dat leidt tot minder bodemdaling en minder uitstoot van broeikasgassen.
(Tekst gaat verder onder de foto.)
Eerst begrijpen, dan technisch innoveren
Natuurlijk willen we onderzoeken of de hypothese klopt, en dan volgt direct de vraag: wat betekent verzilting/verbrakking voor de veehouderij in het veenweidegebied? Welk effect heeft dit op dierenwelzijn en grasproductie?
Bovenstaande vragen willen we in de praktijk onderzoeken. Als blijkt dat de uitkomsten gunstig zijn, gaan we het vraagstuk verder afpellen om tot een werkbaar antwoord te komen. Hoe kunnen we verbrakking technisch inregelen? Hoe kunnen we zoet en zout water naast elkaar inzetten voor verschillende doelen (bijvoorbeeld brak water in veenweidegebied en zoet water in droogmakerijen)? Wat moet er gebeuren op niveau van perceel, peilvak, polder en boezem? Hoe ingrijpend is dit? En uiteindelijk: wie staan waarvoor aan de lat?
Wat denkt u?
Heeft u ideeën, gedachten of vragen bij dit voorstel? We horen ze graag! Mail naar Roel van Gerwen, roel@vip-nl.nl