Greppelinfiltratie, (hoe) werkt het?

Er is al best wat onderzoek uitgevoerd naar greppelinfiltratie en er worden landelijk her en der proeven mee gedaan, vertelt Marian Bankras, thematrekker Greppelinfiltratie binnen VIPNL. “Het is nu tijd om die kennis en ervaring allemaal te bundelen en goed te onderzoeken wat waar werkt. Dus daar gaan we vanuit VIPNL nu hard mee aan de slag.”

“In eerder onderzoek is geconcludeerd dat een waterstand van 20 tot 40 centimeter onder maaiveld de minste CO2-uitstoot geeft en zorgt voor minder bodemdaling”, vertelt Bankras. “En van alle manieren om dat te bereiken, lijkt greppelinfiltratie de eenvoudigste ingreep te zijn. Bij greppelinfiltratie gebruik je de greppels niet zozeer om het water af te voeren waarvoor bestaande greppels voor bedoeld waren, maar juist om water vast te houden. Overigens fungeren ze bij veel regen uiteraard ook weer gewoon als afwatering.”

Geschikte proeflocaties

Half maart organiseerde VIPNL een bijeenkomst over dit onderwerp in Amersfoort. Bankras: “We hadden toen  een groep van deskundigen op gebied van veen, hydrologie en eerdere proeven bij elkaar. Zo konden we informatie uitwisselen en inventariseren wat er al gebeurt en wat geschikte pilotlocaties zijn voor het opschalen van greppelinfiltratie voor deze pilot. We weten al wel het een en ander. De volgende stap is om te onderzoeken of greppelinfiltratie kan worden ingezet op grotere schaal en welke gebieden hier qua gebruik geschikt voor zijn.”

Om tot een verdere uitrol van greppelinfiltratie te komen, zijn er vijf doelvragen gesteld:

  1. Is het effectief en haalbaar?
  2. Welke greppelafstanden, -diepten en -typen passen het beste bij welke omstandigheden?
  3. Hoe past het in het agrarisch bedrijfssysteem?
  4. Hoe voorkom je degradatie van het grasbestand en stimuleer je kruidenrijkheid?
  5. Welk effect heeft het op broeikasgasemissies, waterkwaliteit en biodiversiteit?
  6. En namens STOWA: Wat zijn de gevolgen voor de watervraag, -beschikbaarheid, -overlast en -kwaliteit?

Landelijke dekking

Met een groepje bezochten ze dit voorjaar acht locaties waar al proeven worden gedaan. Bankras: “Er bleek een heel aardige landelijke dekking te zijn en een goede diversiteit van het  diverse landgebruik. Maar er bleken ook veel verschillen: zo lagen in Friesland in de graslanden brede greppels en in Noord-Holland juist smalle, op een wei met koeien.”

Na de zomervakantie wordt duidelijk welke locaties geschikt zijn voor de pilot. In samenwerking met Idse Hoving van de WUR, die als onderzoeksleider is aangesteld, worden op deze locaties peilbuizen geplaatst tussen de greppels op bepaalde afstanden. Hiermee wordt wekelijks de grondwaterstand uitgelezen en fysiek gemonitord of er veranderingen optreden in ruigte en kruidenrijkheid op het maaiveld. Bankras: “Ook gaat het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden (NOBV) op een locatie metingen doen naar de uitstoot van CO2, lachgas en methaan. Zo krijgen we een goed beeld van wat wel en niet werkt onder diverse omstandigheden.”

Het is de bedoeling dat de monitoring van de waterstanden en de emissies heel 2024 en 2025 plaatsvindt.

Meer weten? Kijk op https://vip-nl.nl/portfolio-item/greppelinfiltratie/