CO2-metingen monitoren veenafbraak, ook in Delfstrahuizen

VIPNL en het NOBV onderzoeken maatregelen die in de veenweidegebieden bodemdaling en broeikasgasemissies door veenafbraak kunnen tegengaan. VIPNL kijkt daarbij vooral naar de praktische kant van maatregelen: hoe werkt het, kunnen grondgebruikers ermee uit de voeten en kan het economisch uit? Het NOBV doet onderzoek naar broeikasgasuitstoot onder verschillende omstandigheden (zie ook ons eerdere bericht over samenwerking NOBV en VIPNL). Om te zien of een maatregel helpt, wordt onder andere de CO2-uitstoot voortdurend gemonitord. Zo ook op de proeflocatie voor ‘klei in veen’ in Delfstrahuizen.

“Op deze locatie lopen verschillende proeven. Er is een deel met kleipaletten van 2 bij 2 meter met verschillende soorten klei, een wat groter kleiveld met één soort klei, en dan nog een referentieveld waar niets is gebeurd”, vertelt Lena van der Sman, veldmedewerker vanuit de VU voor VIPNL en NOBV. “Op elk van deze drie delen heeft het NOBV een hele serie CO2-meetkamers staan, doorzichtige cilinders met deksels die om de beurt elk kwartier 3 minuten dichtgaan. Daarnaast meten we ook het waterpeil, de samenstelling van het bodemvocht en de bodembeweging. En natuurlijk weerfactoren als temperatuur, zon, wind en luchtvochtigheid.”

Al die gegevens gaan naar de VU en Biont Research, waar onderzoeker Jim Boonman ermee aan de slag gaat. “Die metingen moeten uiteindelijk uitwijzen of klei in veen helpt om de CO2-uitstoot tegen te gaan. Dat is nog niet zo eenvoudig, want het groeiende gras neemt overdag CO2 op en stoot dat ’s nachts ook weer uit”, legt Boonman uit. “Dus daar moet je goed voor corrigeren om de uitstoot door veenafbraak te kunnen bepalen.”

De proeflocatie staat op het land van veehouder Minne Holtrop. Hij is blij met de proeven rond klei in veen. “Tot nu toe zijn eigenlijk alleen maatregelen rond waterpeil in beeld. We hopen dat klei in veen ook een haalbare maatregel blijkt met genoeg CO2-reductie, waarbij wij goed kunnen blijven boeren.”