Vrijwilligers greppelinfiltratie gaan goed onderwezen van start

Een paardenbloem lukt nog wel, maar welke andere plantjes herken je? Wat is draagkracht? En grasgroei… hoe noteer je dat eigenlijk? Op alle proeflocaties van greppelinfiltratie gaan vrijwilligers wekelijks noteren hoe het ervoor staat – en niet alleen met de grondwaterstand. Tijdens een eerste monitoringsronde hielpen we ze op weg.

In februari en maart gingen we bij acht van de negen locaties samen met de vrijwilligers het gebied in. Samen noteerden we de eerste grondwaterstanden in de peilbuizen, op papier en digitaal via de app. Daarnaast noteerden we o.a. de draagkracht van de grond, de grasgroei en botanische samenstelling langs de greppel ten opzichte van het perceel.

Henk Schilder, karteringsdeskundige bij de WUR, heeft uitgelegd waar men naar moet kijken en hoe dit kan worden vastgelegd.

Tot einde 2025 gaan we wekelijks monitoren bij de greppels. De pachters, eigenaars, familieleden en andere vrijwilligers helpen ons bij deze monsterklus. Dankzij de gezamenlijke start noteert iedereen zijn/haar waarnemingen op dezelfde wijze. Gegevens zijn daardoor straks goed te vergelijken.

Peilbuizen zitten in de grond: metingen greppelinfiltratie van start

Voor het thema greppelinfiltratie zijn we in een volgende fase beland en gaan we na de voorbereiding (locaties bezoeken, tekeningen maken, overleggen, etc.) nu echt aan het werk in het veld. Met peilbuizen meten we hoe de grondwaterstand beweegt op percelen met en zonder greppelinfiltratie. Dat doen we op negen locaties.

Omdat het weer in het najaar niet meezat (veel regen en dus natte percelen) hebben we pas in december een aanvang kunnen maken met de aanleg van de peilbuizen. De laatste peilbuizen zijn er eind januari in gegaan.

Peilbuizen volgens vast stramien

Op basis van de gemaakte tekeningen (zie onder) zijn er per locatie tussen de 14 en 38 peilbuizen aangebracht op het infiltratie- en referentiegedeelte van het perceel tezamen. De peilbuizen zijn in een bepaald stramien op alle locaties ingebracht (op een vaste afstand van de greppels) zodat straks de metingen met elkaar kunnen worden vergeleken.

Wekelijks monitoren

Lokale personen zullen de monitoring per locatie uitvoeren. Dat gebeurt wekelijks zodat er een goede en constante meetreeks ontstaat voor het onderzoek. Ook is er op het infiltratie- en referentie-perceel per locatie een digitaal meetpunt aangebracht naast één peilbuis zodat er een constante meting meeloopt vanaf deze punten.

Uitgebreid logboek bijhouden

Je zou kunnen denken: waarom wordt niet alles digitaal gemeten? Dit wordt niet gedaan omdat de monitoringspersonen niet alleen de grondwaterstand in de peilbuizen gaan noteren, maar ook de slootwaterstand van waaruit de greppels worden gevoed. En naast de metingen wordt er een logboek bijgehouden waarbij de volgende waarnemingen zullen worden genoteerd:

  • watervoering greppels,
  • vertrapping rond greppels bij weiden,
  • rijschade,
  • draagkracht maaiveld,
  • verschillen in grasgroei nabij greppel en op de akker,
  • botanische ontwikkeling.

 

App vindt peilbuizen in het veld

Voor het noteren van de metingen en de waarnemingen en versturen van deze gegevens is een app ontwikkeld. De gegevens kunnen zo via een tablet in het veld worden ingevoerd. De app is zo gemaakt dat elke peilbuis via GPS met de tablet kan worden gevonden.

Dit is heel handig, want op het maaiveld is er weinig tot niets te zien van de aangebrachte peilbuizen. Deze worden namelijk tussen de graszoden van het maaiveld aangebracht. De peilbuis zelf wordt door middel van een soort stoeptegel met vijf gaten op z’n plaats gehouden in het maaiveld (zie afbeelding). Op deze manier kan ook het perceel verder bewerkt worden zoals gewoonlijk.

Vanaf eind februari/begin maart zullen we per locatie een eerste ronde gaan lopen met de monitoringsmensen en vanaf dan start de wekelijkse monitoring.

Greppelinfiltratie simpele manier om veen te vernatten?

Greppels liggen er al vele jaren in de veenweidegebieden. Van oorsprong om water af te voeren in natte tijden, maar zijn ze ook bruikbaar om veen te vernatten? Dat is in het kader van het Innovatieprogramma Veen (2020-2021) onderzocht in Polder Zuiderveen in Assendelft, vertelt Idse Hoving (Wageningen Livestock Research). Nu komt er vanuit VIPNL een vervolg in Zuiderveen en uitbreiding van het onderzoek in andere delen van het land, legt Marian Bankras, VIPNL-thematrekker voor greppelinfiltratie namens Landschap Noord-Holland uit.

“Greppelinfiltratie is eigenlijk een goedkope methode om veen te vernatten, als je het vergelijkt met onderwaterdrains of drukdrains”, vertelt Idse Hoving, onderzoeker bij Wageningen Livestock Research. “Je hoeft geen lange drainagebuizen in te graven en te onderhouden. Zeker op de meer marginale gronden, die minder opbrengen, kan greppelinfiltratie dan kosteneffectiever zijn. Zeker als er al greppels liggen.” Voorwaarde is een hoog slootpeil van ongeveer 20 centimeter beneden maaiveld en een vrij intensieve begreppeling om het peil in het perceel hoog te kunnen houden.

In de zomer kan het waterpeil in een veenweide tot soms wel 1 meter onder het maaiveld zakken. Zelfs als het slootpeil hoog is, dringt dat water niet goed in het perceel door, omdat de bodemweerstand erg hoog is in veen. Andersom loopt het water in de winter ook niet makkelijk weg.

(Liever kijken? In onderstaande video leggen Hoving en Bankras uit hoe het onderzoek in elkaar steekt. Tekst gaat verder onder de video.)

 

Buis van sloot naar greppel

Wat vaak voor greppelinfiltratie nog wel moet gebeuren, is het regelen van de watertoevoer vanuit de dichtstbijzijnde sloot. Met een buis wordt het uiteinde van de greppel kortgesloten met de sloot. “Waar de buis uitkomt in de greppel, zetten we een bocht, die je omhoog en omlaag kunt draaien, zodat je zelf kunt bepalen of en hoeveel water er in- of uitloopt.”

In een perceel van Landschap Noord-Holland in de Polder Zuiderveen (Assendelft) is twee jaar onderzoek gedaan of en hoe greppelinfiltratie werkt. Er liggen daar greppels op drie afstanden: 24, 12 en 6 meter. Op de helft van het perceel (lengterichting) wordt wel aan greppelinfiltratie gedaan, en op de andere helft niet, om zo het effect te kunnen vergelijken. Hoving: “We hebben een netwerk van peilbuizen aangelegd op diverse afstanden van de greppels, om te zien wat de grondwaterstand doet, dichtbij of wat verder van de greppel af.”

Landelijke pilot

Dat onderzoek wordt nu in het kader van VIPNL uitgerold naar andere plekken in Nederland, vertelt Marian Bankras van Landschap Noord-Holland, thematrekker greppelinfiltratie bij VIPNL. “We gaan in een landelijke pilot op negen locaties kijken wat het beste werkt. Dat zijn locaties waar al greppels liggen, of waar we ze nog bij kunnen graven. Want de veenweidebodem is overal toch net weer anders. Binnen deze locaties hebben we agrariërs, maar ook terreinbeheerders met natuurgebieden. Als hier in Zuiderveen een greppelafstand van 6 meter het effectiefst is, wil dat niet zeggen dat dat in Friesland ook zo is. Veel hangt af van het type veen en de hydrologie. En het verschilt natuurlijk ook of je er koeien op wilt laten lopen, of dat het natuur is. Wat werkt nou het beste voor welke doel en welke bodem? Daar komen we hopelijk in deze pilot achter.”

Tenslotte worden in samenwerking met het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden (NOBV) ook broeikasgasmetingen gedaan, om te onderzoeken wat de impact is van greppelinfiltratie op broeikasgasuitstoot.

Greppelinfiltratie, (hoe) werkt het?

Er is al best wat onderzoek uitgevoerd naar greppelinfiltratie en er worden landelijk her en der proeven mee gedaan, vertelt Marian Bankras, thematrekker Greppelinfiltratie binnen VIPNL. “Het is nu tijd om die kennis en ervaring allemaal te bundelen en goed te onderzoeken wat waar werkt. Dus daar gaan we vanuit VIPNL nu hard mee aan de slag.”

“In eerder onderzoek is geconcludeerd dat een waterstand van 20 tot 40 centimeter onder maaiveld de minste CO2-uitstoot geeft en zorgt voor minder bodemdaling”, vertelt Bankras. “En van alle manieren om dat te bereiken, lijkt greppelinfiltratie de eenvoudigste ingreep te zijn. Bij greppelinfiltratie gebruik je de greppels niet zozeer om het water af te voeren waarvoor bestaande greppels voor bedoeld waren, maar juist om water vast te houden. Overigens fungeren ze bij veel regen uiteraard ook weer gewoon als afwatering.”

Geschikte proeflocaties

Half maart organiseerde VIPNL een bijeenkomst over dit onderwerp in Amersfoort. Bankras: “We hadden toen  een groep van deskundigen op gebied van veen, hydrologie en eerdere proeven bij elkaar. Zo konden we informatie uitwisselen en inventariseren wat er al gebeurt en wat geschikte pilotlocaties zijn voor het opschalen van greppelinfiltratie voor deze pilot. We weten al wel het een en ander. De volgende stap is om te onderzoeken of greppelinfiltratie kan worden ingezet op grotere schaal en welke gebieden hier qua gebruik geschikt voor zijn.”

Om tot een verdere uitrol van greppelinfiltratie te komen, zijn er vijf doelvragen gesteld:

  1. Is het effectief en haalbaar?
  2. Welke greppelafstanden, -diepten en -typen passen het beste bij welke omstandigheden?
  3. Hoe past het in het agrarisch bedrijfssysteem?
  4. Hoe voorkom je degradatie van het grasbestand en stimuleer je kruidenrijkheid?
  5. Welk effect heeft het op broeikasgasemissies, waterkwaliteit en biodiversiteit?
  6. En namens STOWA: Wat zijn de gevolgen voor de watervraag, -beschikbaarheid, -overlast en -kwaliteit?

Landelijke dekking

Met een groepje bezochten ze dit voorjaar acht locaties waar al proeven worden gedaan. Bankras: “Er bleek een heel aardige landelijke dekking te zijn en een goede diversiteit van het  diverse landgebruik. Maar er bleken ook veel verschillen: zo lagen in Friesland in de graslanden brede greppels en in Noord-Holland juist smalle, op een wei met koeien.”

Na de zomervakantie wordt duidelijk welke locaties geschikt zijn voor de pilot. In samenwerking met Idse Hoving van de WUR, die als onderzoeksleider is aangesteld, worden op deze locaties peilbuizen geplaatst tussen de greppels op bepaalde afstanden. Hiermee wordt wekelijks de grondwaterstand uitgelezen en fysiek gemonitord of er veranderingen optreden in ruigte en kruidenrijkheid op het maaiveld. Bankras: “Ook gaat het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden (NOBV) op een locatie metingen doen naar de uitstoot van CO2, lachgas en methaan. Zo krijgen we een goed beeld van wat wel en niet werkt onder diverse omstandigheden.”

Het is de bedoeling dat de monitoring van de waterstanden en de emissies heel 2024 en 2025 plaatsvindt.

Meer weten? Kijk op https://vip-nl.nl/portfolio-item/greppelinfiltratie/