Het is van belang om ook de neveneffecten te monitoren, zoals het (tijdelijk) optredend effect van uitspoeling van nutriënten naar het oppervlaktewater door opzetten van het grondwaterpeil. Het is van belang om alle effecten goed te onderzoeken en hier de bedrijfsvoering op aan te passen.
Biodiversiteit
In de eerste paar jaar na het verhogen van de grondwaterstand zijn nog geen gevolgen vastgesteld voor biodiversiteit. Onderzoek naar regenwormen op de Hoogwaterboerderij in 2021 en 2022 laat zien dat er tussen hoog- en laagwaterpercelen geen verschil is in het aantal en het totale gewicht van de regenwormen. Het aantal en de soortendiversiteit van de lopende insecten verschilde evenmin. Voor het merendeel van de onderzochte soortgroepen bleek dat het type landgebruik – namelijk weiden of maaien – meer van invloed was dan de grondwaterstand.
Vernatting verandert de samenstelling van het bodemleven in veenbodems
Hoe verandert het bodemleven door vernatting? Een relevante vraag, want het bodemleven is heel belangrijk voor het functioneren van het (landbouw)ecosysteem. Binnen het VIPNL-thema Boeren op Hoog Water namen we de proef op de som.
In de proef plaatsten we 40 veenkolommen gedurende 15 maanden onder gecontroleerde omstandigheden op de proefboerderij in Zegveld. Daarbij onderzochten we het effect van verschillende waterstanden (0 tot 60 cm onder maaiveld) en bemestingsniveaus (laag: 50 kg N/ha/jaar, hoog: 250 kg N/ha/jaar) op bacteriën, schimmels, nematoden en regenwormen.
Hoger water? Minder nematoden en regenwormen, meer bacteriën en schimmels
De resultaten laten zien dat bacteriën en schimmels toenemen bij hogere waterstanden, terwijl nematoden en regenwormen afnemen. Het grondwaterpeil had meer invloed op het bodemleven dan bemesting, hoewel bemesting bij hogere waterstanden wel een sterk negatief effect had. Bij volledige vernatting heeft bemesting een sterk negatief effect op nematoden en regenwormen, en daarmee op de stabiliteit van het bodemvoedselweb. De optimale balans in het bodemleven werd gevonden bij waterstanden van 40 tot 20 cm onder maaiveld.
We voeren nu veldstudies uit om te bevestigen of dergelijke veranderingen ook onder veldomstandigheden optreden.