Welkom bij de VIPNL Proeftuin Noord-Holland.
Op deze pagina vindt u informatie over de thema’s die in deze proeftuin worden uitgevoerd. Klik op de hotspots op de kaart voor meer informatie over het betreffende projecten.
Veenmosteelt
In het thema VIPNL Veenmosteelt wordt beheersbare veenmosgroei in laag Nederland ontwikkeld. Hierbij zijn twee doelen gesteld:
• Ontwikkelen van veenmosgroei als opbouw van klimaatbuffers en natuur;
• Ontwikkelen veenmosgroei voor de substraatindustrie als alternatief voor veenafgraving;
Veenmosgroei kan voor het klimaat twee kanten opwerken. Enerzijds ontstaat door het uitbreiden van het areaal levend veen een vergroting van de vastlegging van koolstof. Maar het kan nog een positief bijeffect hebben als turfvrij alternatief voor potgrond en substraten voor de professionele- en consumentenmarkt. Er zijn drie chemische omstandigheden die veenmosgroei op dit moment bemoeilijken: Depositie van stikstof en voorkomen van meststoffen in de bodem, een verhoogd bicarbonaat gehalte in het oppervlakte water en brakke en zoute kwel (CaCl). VIPNL doet proeven met het aanzuren van grondwater en bodem, om zo de veenmosgroei te versnellen. Proeven in Noord-Holland vinden plaats in het Ilperveld bij Landschap Noord-Holland en Ankeveen bij Natuurmonumenten. In het Ilperveld bevindt zich ook een onderzoekslocatie van het NOBV, waar de emissies van veenmos worden gemeten.
Natte teelten
In de proeftuin Noord-Holland wordt op meerdere locaties het VIPNL-thema Natte teelten in waterrijk veen uitgevoerd (onder andere in het Zuiderveen bij Nauerna en Ankeveen). Binnen dit thema is veel aandacht voor nieuwe innovatieve teelten bij een hoog grondwaterpeil. Bijvoorbeeld lisdoddeteelt als bouwmateriaal en ook andere gewassen die biomassa produceren voor de bio based economy zoals riet en grassoorten. Een hoger slootpeil en een hogere grondwaterstand kan veenafbraak en daarmee CO2-emissie en bodemdaling verminderen, waterkwaliteit verbeteren en positief zijn voor biodiversiteit. In de onderzoeken naar Natte teelten richten we ons op het productief en economisch inzetten van sterk vernatte veenbodems, daar waar het voor melkveehouderij te nat wordt om rendabel melkvee te houden. Naast teeltvraagstukken (watervraag, bemesting, persistentie, oogst e.d.) en productie, zijn er ook vragen over de invloed op overige ecosysteemdiensten die geleverd moeten worden zoals bodemkwaliteit, biodiversiteit en waterkwaliteit. Ook wordt onderzoek gedaan naar broeikasgasemissies bij natte teelten met het oog op de reductiedoelstelling voor 2030.
Klei in Veen
Naast nieuwe teelten wordt in deze proeftuin ook de innovatieve maatregel Klei in Veen onderzocht in het proefproject ‘Klei in Veen’. Veen verrijken met klei door middel van inspoeling kan als maatregel bijdragen aan de afremming van veenoxidatie, zo blijkt uit lab- en veldproeven. Door het inspoelen van klei met een hoog lutumgehalte (gronddeeltjes kleiner dan 2 μm) vormen er in pure veengronden klei-humuscomplexen met de organische stof van veen. Als gevolg van de aanwezigheid van klei verlopen afbraakprocessen trager dan wanneer er geen klei aanwezig is. Dit maakt het inspoelen van klei in veengrond een effectieve maatregel om de afbraak van organische stoffen af te remmen. Daarmee kunnen bodemdaling en CO2-emissies worden afgeremd zonder te vernatten. Omdat er op dit moment nog onvoldoende kennis beschikbaar over de effectiviteit, de afwentelingseffecten, en de wijzen van toepassing van het verkleien van veen is verder onderzoek nodig. De Noord-Hollandse proef met Klei in Veen vindt plaats in Assendelft.
Greppelinfiltratie
Greppelinfiltratie wordt gezien als een goedkope, laagdrempelige manier om bodemdaling en broeikasgasemissies te reduceren. Het is een methode waarbij greppels – die zijn aangebracht voor de afvoer van overtollig regenwater – worden ingezet als infiltratiesysteem in de zomerperiode (mei tot eind oktober). De methode werd door boeren in de jaren 50 tot 70 toegepast om verdroging tegen te gaan, maar is in de laatste decennia in de vergetelheid geraakt.
Greppelinfiltratie vergt een andere landbouwpraktijk, waarbij greppelafstanden niet worden bepaald door de afmeting van landbouwmachines, maar door de gewenste grondwaterstand. In Noord-Holland wordt in het Zuiderveen, Landelijk Noord en de Ronde Hoep hiermee geëxperimenteerd.
Waar drukdrainage als maatregel wordt gezien voor intensieve landbouw, zo is greppelinfiltratie mogelijk juist een oplossing voor meer extensieve gebieden. Het gaat dan om lastig te bereiken gebieden als vaarpolders, maar ook NNN-gebieden in agrarisch beheer, knikpuntgebieden etc.
Uitgezocht worden vragen zoals: Welke greppelafstanden, -diepten en -typen passen het beste bij welke specifieke lokale omstandigheden? Hoe functioneert greppelinfiltratie in een agrarisch bedrijfssysteem en wat voor innovaties in de bedrijfsvoering zijn nodig? Hoe wordt degradatie van het grasbestand voorkomen en hoe wordt kruidenrijkheid gestimuleerd? Welk effect heeft greppelinfiltratie op broeikasgasemissies, waterkwaliteit, biodiversiteit? In de locatie Zuiderveen wordt door NOBV gemeten aan broeikasgasemissies bij greppelinfiltratie.
Proeftuintrekker
Trekker van de proeftuin Noord-Holland is Roel van Gerwen,
roel@vip-nl.nl
Roel heeft ervaring opgedaan met veenweide innovatie in Laag Holland als programmamanager Innovatie Programma Veen (IPV). Daar heeft hij samen gewerkt met natuurorganisatie Landschap Noord-Holland en agrarisch collectief Water Land en Dijken aan innovatie in het veenweidegebied. Momenteel is hij werkzaam als nationaal programma coördinator voor VIPNL. In die rol spant hij zich in om innovatie in het veenweidegebied aan te jagen en de klimaatdoelen te halen. Roel is verder lid van de Werkgroep Veenweiden namens Landschappen.nl en lid van de Raad van Advies in NWO-programma Veenvitaal.