NOBV gaat meer onderzoek doen naar methaanemissies

Het Nationaal Onderzoeksprogramma Veenweiden (NOBV) doet sinds 2019 onderzoek naar de uitstoot van broeikasgassen in veenweidegebieden – inmiddels ook in intensieve samenwerking met VIPNL. Tot nog toe hadden veel van de onderzochte locaties een beperkte vernatting, waarin vooral de CO2-uitstoot verandert. Er werd al onderzoek gedaan naar situaties met sterke vernatting, zoals natte teelten en natuurontwikkeling, maar in de volgende fase van het onderzoek wordt dit verder uitgebreid. Want vernatten van veenbodems verlaagt misschien de veenafbraak en daarmee de uitstoot van CO2: de uitstoot van methaan en soms lachgas kan juist toenemen – en dit zijn twee hele sterke broeikasgassen. Maar wanneer en hoeveel precies?

VIPNL onderzoekt innovaties die de CO2-uitstoot uit veenweidegebieden terugdringen. Vernatten is daarbij een oplossingsrichting: wanneer je veenweidegebieden vernat, komt minder CO2 vrij, maar het beïnvloedt ook de emissies van methaan en lachgas. Het NOBV onderzoekt die emissies: hoeveel komt onder welke omstandigheden precies vrij?

Minder CO2, meer lachgas en methaan?

Ook bij natte teelten komt minder CO2 vrij door de natte omstandigheden in de bodem. Extra voordeel: ook de gewassen zelf leggen veel koolstof vast. Goed nieuws, zou je zeggen, maar er is een ‘maar’. Onder hele natte omstandigheden kan methaan (CH4) vrijkomen. Ook methaan is een broeikasgas, 27 keer sterker dan CO2. Je kunt met vernatten dus de uitstoot van CO2 verlagen. Maar komt er vervolgens veel methaan en lachgas vrij, dan is dat mogelijk alsnog slecht nieuws voor het klimaat. Het NOBV publiceerde eerder een wetenschappelijk artikel over methaanemissies bij verschillend landgebruik. De komende jaren doet het NOBV ook meer onderzoek naar de uitstoot van lachgas. Lachgas is 250 keer sterker dan CO2.

Meten onder natte en iets minder natte omstandigheden

Het NOBV gaat daarom de komende jaren meer onderzoek doen naar ook de uitstoot van methaan en lachgas: komt het vrij, hoeveel dan, en kun je er wat aan doen? De metingen gebeuren bij gewassen die van natte voeten houden, zoals riet en lisdodde. Daarnaast is de intentie om ook broeikasgasmetingen te gaan doen bij cranberry, dat juist goed groeit op iets drogere grond (een grondwaterstand van 20 centimeter onder maaiveld), maar op andere manieren voor lagere emissies kan zorgen. Tenslotte gaat het NOBV extra metingen doen aan het oppervlaktewater in veenweidegebieden: het vermoeden bestaat dat ook hier veel methaan vrijkomt.

Uitgebreid kijken om goede uitspraken te kunnen doen

De metingen gebeuren in het veld en in het lab. Daarbij worden ook andere parameters gemeten, zoals pH en bodemtemperatuur, om resultaten te kunnen verklaren. Die resultaten worden verwerkt in het model SOMERS, zodat ook voorspellingen kunnen worden gedaan voor gebieden waar niet wordt gemeten. Dit alles gebeurt in intensieve samenwerking met VIPNL, waarbij VIPNL ook kijkt naar broeikasgasuitstoot in de keten. VIPNL kijkt ook naar o.a. verdienmodellen en teeltmethoden. Zo krijgen we stap voor stap het plaatje compleet.

Waarom onderzoeken we dit ook alweer?

Om het veenweidegebied geschikt te maken voor de veehouderij, wordt het grondwaterpeil kunstmatig laag gehouden. Het veen dat in contact komt met zuurstof klinkt in. Dit zorgt voor bodemdaling en CO2-uitstoot. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat in 2030 1 Mton minder CO2-equivalenten vrijkomt uit de veenweidegebieden. VIPNL doet onderzoek naar innovaties die de broeikasgasuitstoot in veenweidegebieden kunnen verlagen, met behoud van een verdienmodel voor boeren.

Foto: Joost Keuskamp

Start project CO2-verwaarding Natuur en Landbouw: klimaatwinst als nieuw verdienmodel

VIPNL is gestart met een nieuw thema: CO2-verwaarding Natuur en Landbouw. Het is een initiatief van de gezamenlijke Natuur en Milieufederaties en richt zich op het beter verwaarden van CO2-reductie en -vastlegging in het Nederlandse veenweidegebied.

Waarom dit project?

Veenweidegebieden stoten door veenoxidatie grote hoeveelheden CO2 uit. Door onder andere het grondwaterpeil te verhogen, kan deze uitstoot sterk worden verminderd. Het idee van CO2-verwaarding is om deze reductie meetbaar te maken, te certificeren en te verhandelen via de vrijwillige koolstofmarkt. Hiermee ontstaat een extra inkomstenbron voor boeren en grondeigenaren die inzetten op duurzaam beheer.

Van pilot naar brede toepassing

Het project richt zich op het slechten van knelpunten die nu grootschalige toepassing van CO2-verwaarding belemmeren. Methodes om CO2 te verwaarden zijn erg specialistisch en daardoor voor veel grondeigenaren lastig toe te passen. De kosten voor monitoring zijn nog te hoog.

De focus ligt in dit thema op het ontwikkelen van een methode van CO2-verwaarding die past in het SOMERS-model*, in combinatie met slimmere en minder kostbare monitoring van de resultaten. Daarnaast zal het project zich richten op het aanbieden van kennis en informatie richting grondeigenaren en potentiële kopers van de certificaten. Ook werken we aansluiting bij Europese regelgeving rond CO2-verwaarding verder uit.

Met deze aanpak moet het eenvoudiger worden om projecten op te zetten, certificaten te verkrijgen en te verhandelen, en daadwerkelijk klimaatimpact te realiseren. Met als toekomstbeeld een boer die eenvoudig via een app kan zien hoeveel CO2 hij vastlegt, zijn plan indient, en binnen enkele dagen al weet welke opbrengsten dit kan genereren – financieel én ecologisch.

Samen bouwen aan toekomstbestendig veenweidebeheer

Door CO2-reductie in het veenweidegebied aantrekkelijker en eenvoudiger te maken, draagt het project bij aan de verduurzaming van landbouw en natuurbeheer én aan de nationale klimaatdoelen.

Provincie Fryslân en het kennis- en innovatieprogramma NL2120 zijn aangesloten als projectpartner. Daarnaast werken we nauw samen met vertegenwoordigers van Stichting Nationale Koolstofmarkt, Platform CO2 Neutraal, kennisinstellingen, landbouworganisaties en overheden.

Lees meer over dit thema in de themasheet.

*SOMERS is een model van het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden om de CO2-uitstoot te bepalen.

Vernatting verandert de samenstelling van het bodemleven in veenbodems

Hoe verandert het bodemleven door vernatting? Een relevante vraag, want het bodemleven is heel belangrijk voor het functioneren van het (landbouw)ecosysteem. Binnen het VIPNL-thema Boeren op Hoog Water namen we de proef op de som.

In de proef plaatsten we 40 veenkolommen gedurende 15 maanden onder gecontroleerde omstandigheden. Daarbij onderzochten we het effect van verschillende waterstanden (0 tot 60 cm onder maaiveld) en bemestingsniveaus (laag: 50 kg N/ha/jaar, hoog: 250 kg N/ha/jaar) op bacteriën, schimmels, nematoden en regenwormen.

Hoger water? Minder nematoden en regenwormen, meer bacteriën en schimmels

De resultaten laten zien dat bacteriën en schimmels toenemen bij hogere waterstanden, terwijl nematoden en regenwormen afnemen. Het grondwaterpeil had meer invloed op het bodemleven dan bemesting, hoewel bemesting bij hogere waterstanden wel een sterk negatief effect had. Bij volledige vernatting heeft bemesting een sterk negatief effect op nematoden en regenwormen, en daarmee op de stabiliteit van het bodemvoedselweb. De optimale balans in het bodemleven werd gevonden bij waterstanden van 40 tot 20 cm onder maaiveld.

We voeren nu veldstudies uit om te bevestigen of dergelijke veranderingen ook onder veldomstandigheden optreden.

Over Boeren op Hoog Water

VIPNL doet onderzoek naar de uitvoerbaarheid en haalbaarheid van verschillende maatregelen in veenweidegebieden waaronder vernatting. Dit is één van de oplossingsrichtingen die we onderzoeken om bodemdaling en broeikasgasuitstoot te remmen. Immers: als veen niet meer in contact komt met zuurstof, zal het niet meer afbreken en komt er dus geen CO2 vrij. Wel kunnen onder zeer natte omstandigheden juist de methaanemissies toenemen.

Op de Hoogwaterboerderij van KTC Zegveld onderzoeken we wat een hoger grondwaterpeil van 20 centimeter beneden maaiveld betekent voor een melkveebedrijf. We kijken daarbij wat het effect is op het (economisch perspectief van het) bedrijf, op de waterkwaliteit en de biodiversiteit. Het NOBV onderzoekt wat het effect van een hoge grondwaterstand is op bodemdaling en broeikasgasuitstoot van zowel CO2 als methaan.

Lees in het artikel verder over de resultaten van deze proef.

Kunnen methaanemissies de klimaatwinst van natte teelten op vernatte veengrond tenietdoen?

Wie de CO2-uitstoot in veenweidegebieden omlaag wil brengen, brengt het waterpeil omhoog. Eenvoudig. Maar: worden de omstandigheden erg nat, zoals bij natte teelten, dan komt methaan vrij. Dit broeikasgas is 27 keer sterker dan CO2. Kunnen methaanemissies de klimaatwinst van natte teelten op vernatte veengrond tenietdoen?

Deze ogenschijnlijk simpele vraag heeft een nogal genuanceerd antwoord. Want hoewel methaanemissies een onderdeel zijn van de klimaatimpact van natte teelten, zijn er meer onderdelen. Wanneer op vernatte veengrond biomassa wordt geteeld voor gebruik in de bouw, verandert het landgebruik én de productie en het gebruik van bouwmaterialen. Al die veranderingen bij elkaar zijn van invloed op het totale klimaateffect. Denk bijvoorbeeld aan vermeden CO2-emissies uit veenafbraak door vernatting, vermeden emissies van de productie van niet-biobased bouwmaterialen, emissies die vrijkomen bij de oogst, verwerking en toepassing van de biomassa, of de meerjarige vastlegging van koolstof in biobased bouwmaterialen. Bovendien zijn er verschillen in methaanuitstoot tussen omstandigheden waarin natte teelten plaatsvinden.

VIPNL gaat levenscyclusanalyse updaten

Het klimaateffect van een landgebruiksverandering van melkveehouderij naar natte teelten kan worden ingeschat met een levenscyclusanalyse (LCA). In 2022 is een LCA opgesteld van lisdoddeteelt voor plaatmateriaal. Deze LCA laat zien wat de milieubelasting is van 1 hectare veenweidegebied met lisdodde die verwerkt wordt tot plaatmateriaal. Door dit te vergelijken met huidig landgebruik (melkvee) wordt duidelijk op waar veranderingen van broeikasgasemissies plaatsvinden bij een landgebruiksverandering. Binnen VIPNL gaan we deze LCA bijwerken met nieuwe inzichten en met verschillende teelt–productcombinaties.

Met behulp van een LCA zijn namelijk ook klimaateffectinschattingen te maken voor verschillende situaties. Bijvoorbeeld voor verschillende veenbodems of waterpeilen, of voor verschillende toepassingen van de biomassa zoals isolatiemateriaal of plaatmateriaal van lisdodde. Hoe beter broeikasgasemissies kunnen worden ingeschat voor een bepaalde situatie, hoe betrouwbaarder de LCA.

Onderzoek naar effect van peilfluctuaties op uitstoot

Het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden (NOBV) publiceerde onlangs een studie naar de methaanemissie bij verschillend landgebruik op veengrond, waaronder lisdoddeteelt. In die studie lagen gemeten methaanemissies bij lisdoddeteelt tussen 7 en 12 ton CO2-equivalent per ha per jaar en bleek dat de vegetatiesamenstelling, bodemtemperatuur en grondwaterstand deze emissies beïnvloeden (zie voor meer info NOBV). Om te weten of met maatregelen methaanemissies kunnen worden verlaagd, doet VIPNL in samenwerking met het NOBV onderzoek naar het effect van peilfluctuatie op broeikasgasemissies bij lisdodde. De resultaten van dit onderzoek zijn momenteel nog niet beschikbaar.

Impactstudie verhogen grondwaterstand veenweiden

Aanleiding en doel
De studie, uitgevoerd voor de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht, onderzoekt de impact van het verhogen van de grondwaterstand en het oppervlaktewaterpeil in veenweidegebieden (20-40 cm onder maaiveld). Dit is in lijn met klimaatdoelen om CO2-uitstoot te reduceren, zoals beschreven in de Kamerbrief Water en Bodem Sturend (2022). Het rapport dient als basis voor bestuurlijke beeldvorming en vervolgonderzoek.

Aanpak en scenario’s
Vier scenario’s zijn onderzocht:

  1. Huidige situatie (2022)
  2. Grondwaterstand op 40 cm zonder waterinfiltratiesysteem (WIS)
  3. Grondwaterstand op 30 cm met WIS
  4. Grondwaterstand op 20 cm met WIS

Belangrijkste resultaten

  • Met een peil van 30 cm + WIS kan de klimaatdoelstelling van 274.870 ton CO2-reductie per jaar gehaald worden.
  • Hogere waterstanden verminderen CO2-uitstoot, maar leiden tot:
    • Meer wateroverlast en uitspoeling (slechtere waterkwaliteit).
    • Hogere wateraanvoerbehoefte, wat in droge zomers problematisch kan zijn.
    • Verminderde agrarische winstgevendheid, met grote financiële gevolgen voor melkveehouders.

Regionale verschillen
De effecten en efficiëntie van maatregelen verschillen per gebied. Zo zijn gebieden als Alblasserwaard en Krimpenerwaard effectief voor grote CO2-reductie, terwijl andere gebieden minder bijdragen. Maatregelen moeten dus per deelgebied worden afgestemd.

Beperkingen van de studie
De verkenning richt zich alleen op klimaatdoelen. Effecten van functieverandering (landbouw naar natuur), woningbouw en infrastructuur zijn niet onderzocht. Ook kosten-batenanalyses ontbreken, ondanks de vermoedelijk hoge kosten voor inrichting, compensatie en infrastructuur.

Conclusies en aanbevelingen

  • Het rapport biedt bouwstenen voor beleid, maar geen concrete besluiten.
  • Niets doen is geen optie; verdere vertraging moet worden voorkomen.
  • Bestuurlijke acties moeten per gebied worden afgestemd op haalbare oplossingen en draagvlak.

Kortom
De studie biedt waardevol inzicht in de effecten van hogere grondwaterstanden, maar roept vervolgonderzoek op naar sociale, economische en functionele gevolgen. Start met maatregelen in gebieden waar oplossingen evident zijn en draagvlak bestaat.

Je kan het rapport hier lezen: Impactstudie verhogen grondwaterstand veenweiden

VIPNL vraagt financiering aan voor nieuw onderzoek

VIPNL wil de komende jaren graag aan een aantal extra thema’s werken. Daarom hebben we bij het ministerie van LVVN een aanvraag ingediend voor extra financiering. Het gaat om zes thema’s.

 

Revisit WIS (waterinfiltratiesystemen)

Waterinfiltratiesystemen zijn een kostbare investering. Om ze succesvoller in te zetten, willen we graag onderzoeken hoe we installatie, beheer en onderhoud van waterinfiltratiesystemen kunnen verbeteren.

DIS (druppelinfiltratiesystemen)

Druppelinfiltratiesystemen zijn een goedkoper alternatief voor waterinfiltratiesystemen. We weten alleen nog niet of ze ook geschikt zijn om veenafbraak tegen te gaan. In dit thema willen we onderzoeken wat het effect is van druppelinfiltratie op onder andere de grondwaterstand, bodemvocht, bodemtemperatuur.

CO2-verwaarding

Hoe kunnen we zoveel mogelijk CO2 in het veenweidegebied besparen en verwaarden? Op een manier die toegankelijk is voor boeren en andere landeigenaren?

Veen aan Zee

Leidt verzilting tot minder veenafbraak? Dat is wat we vermoeden. Nu willen we het ook graag onderzoeken. Daarbij kijken we ook wat verzilting in de praktijk betekent voor veehouderij, natuur en ecosysteem.

Boeren op Hoog Water (verlenging)

Wat betekent een grondwaterstand van 20 cm onder maaiveld voor bodemdaling en melkveebedrijf. We hebben het al een paar jaar onderzocht op de Hoogwaterboerderij. Om meer data te verzamelen willen we het project verlengen.

Weide en Water

Welke invloed heeft vernatting op het gras (de voederwaarde en hoeveelheid), de opname van dat gras door het vee en de draagkracht van de graszode? Dit willen we onderzoeken als basis voor schaderegelingen en andere beleidsinstrumenten.

Zó komen onze onderzoeken tot stand

Wanneer wordt nieuw onderzoek toegevoegd aan VIPNL en wie bepaalt dat eigenlijk? Een stappenplan voor iedere betrokken ondernemer, onderzoeker of organisatie met een innovatief idee.

Acht thema’s, met verschillende onderzoeksprojecten, door heel Nederland: er staat al heel wat VIPNL-onderzoek in de steigers. Dat wil niet zeggen dat het daarbij blijft. In april informeerden we bijvoorbeeld nog over een nieuw onderzoeksvoorstel over verbrakking. Wie komen met deze voorstellen, en hoe worden die voorstellen wel of geen VIPNL-onderzoeksproject?

Om met de eerste vraag te beginnen: iederéén kan een voorstel voor een onderzoek indienen. Sterker: VIPNL kan de hulp van ondernemers, onderzoekers en organisaties uit het veenweidegebied goed gebruiken.

Hebt u een interessante hypothese of een prangende vraag?

Stap 1. Meld u bij de proeftuintrekker

VIPNL-onderzoek wordt uitgevoerd in proeftuinen: de vijf veenweideregio’s. Elke proeftuin wordt geleid door een proeftuintrekker, die precies weet wat er speelt en welke inzichten worden opgedaan.

De proeftuintrekkers beoordelen met elkaar de nieuwe voorstellen die binnenkomen. Wat is belangrijk?

  1. Het onderzoek draagt bij aan het halen van de klimaatdoelen: 1 Mton minder CO2-uitstoot in 2030 uit de Nederlandse veenweidegebieden (Klimaatakkoord 2019);
  2. Het onderzoek is innovatief: het is nieuw en voorziet in concrete oplossingen in de praktijk;
  3. Het onderzoek is niet regio-gebonden, maar kan landelijk worden uitgerold;
  4. Het onderzoek heeft toegevoegde waarde ten opzichte van de al lopende thema’s.

Stap 2. Schrijf een voorstel

Is een idee kansrijk, dan zullen de proeftuintrekkers de indiener vragen om het voorstel uit te werken. Dit gebeurt op het spreekwoordelijke A4’tje. In één (of twee) pagina’s beschrijft u het waarom van het voorstel. Welk probleem lost het onderzoek op, welke vragen horen erbij, hoe wilt u het aanpakken en met wie?

Stap 3. Besluit van de werkgroep

Voorstellen worden enkele keren per jaar besproken in de sub werkgroep Kennis, met leden van de Werkgroep Veenweiden die zich specifiek met kennis en innovatie bezighouden. De Werkgroep Veenweiden is een ambtelijke werkgroep met vertegenwoordigers uit de landbouw, natuur en overheid. Deze werkgroep valt onder de bestuurlijke Regiegroep Veenweiden, die uiteindelijk een akkoord geeft op ingediende voorstellen.

Lopende thema’s

VIPNL heeft al acht thema’s. Heeft u interesse om bij een thema betrokken te zijn? Bijvoorbeeld omdat u zelf een pilot uitvoert, omdat u zelf onderzoek doet naar een thema, vanuit beleidsinteresse of om andere redenen? Neem dan contact op met de thematrekker. Deze kan met u bekijken of er ruimte is om zitting te nemen in de begeleidingscommissie, een pilot, of anderszins.

Idee indienen? Meld u bij de proeftuintrekker uit uw regio.

Leren van de grutto voor een gezond veenweidegebied

De bedreigde grutto, onze nationale vogel, is een iconische soort van veenweide en kenmerkend voor een biodivers grasland. Afgelopen maand hebben BirdsEye-ecoloog Roeland Bom en VU-ecoloog Matty Berg met collega-onderzoekers rondom Amsterdam tien grutto’s uitgerust met mini gps-zendertjes, die een paar keer per dag hun positie doorsturen. Dit geeft waardevolle informatie over het gedrag van de grutto’s.

https://vu.nl/nl/nieuws/2023/leren-van-de-grutto-voor-een-gezond-veenweidegebied